woensdag 17 december 2008

Polaroid jas

Tussenland vandaag

Polaroids



maandag 15 december 2008

Rondleiding Tussenland

zaterdag 13 december 2008

Kauwgomwereld #5


Kauwgomwereld #4

Kauwgomwereld #3


vrijdag 12 december 2008

Mauvestraat

Kauwgomwereld #2



donderdag 11 december 2008

Van Woustraat

woensdag 10 december 2008

De gouden deurmat

De afgelopen week heb ik mijn gehele materiaalbudget geïnvesteerd in een gouden deurmat. Mijn opdrachtgever, het stadsdeel Oud Zuid, weet nog van niets. Ik houd mijn hart vast. Maar met een glimlach op mijn lippen.
Het afdingen was een kunst op zich want een gouden deurmat is niet goedkoop en voor mijn € 1.111,- kon de mat niet geknoopt worden van enkel gouddraad maar moesten er ook wat inferieure materialen doorheen gemengd worden. Niet dat het veel uitmaakt. Van dichtbij is er geen twijfel mogelijk maar als je de deur van de Carillonstraat binnenstapt denk je een ordinaire mat te zien. Bruingele doorsnee kokosvezels lijken verdacht veel op glanzend gouddraad. Voor je het weet heb je je schoenen geveegd aan een klein fortuin.
Ik houd wijzelijk mijn mond en zie de ene na de andere bezoeker onwetend de modder van zijn schoenen stampen. Ze moesten eens weten hoe welkom ze zijn. Een rode loper is er niets bij.
Met wraak heeft dit overigens niets van doen. Dat het stadsdeel als facilitator van dit project weigerde om de € 8,- voor een deurmat neer te tellen en mij daarmee alle uren die ik met de stofzuiger door het pand loop had kunnen besparen is alleen maar een prachtige bijzaak.
Het is het ultieme welkom. Hoe kan je iemand meer eer bewijzen dan door hem zijn voeten te laten vegen aan een gouden deurmat? De kunst wordt weggecijferd maar tegelijkertijd alomtegenwoordig. Hoe meer mensen het pand betreden, hoe minder er van de mat overblijft. Goud is een zacht materiaal. Het slijt snel.
Eigenlijk zou de ruimte verder leeg moeten zijn. Een open ruimte, de gouden deurmat, de bezoeker en ik. Wie weet wat er dan allemaal zou kunnen gebeuren.
Is hun tred lichter als ze het pand verlaten? Of juist zwaarder? Ik lach in mijn vuistje. Niet om hen maar om anderen die hun voeten veegden aan het goud dat voor hen lag uitgestrekt.

dinsdag 9 december 2008

Dora Tamanaplein

De zeemeermin vandaag



Zie ook Kauwgomwereld

Polaroids



maandag 8 december 2008

Expeditie #3

Nog steeds zijn er straten waarvan ik zou zweren dat ze er een week eerder nog niet waren. Hele pleinen soms. Als je op de kleine dingen let is het af en toe overmijdelijk om de grote uit het oog te verliezen. Ook zijn er van die plekken waarvan ik weet dat ze bestaan, namen die ik meerdere malen heb horen noemen, straten die zijn ingenesteld tussen straten waar ik al vele malen ben geweest en die door hun onvindbaarheid bijna mythische proporties aan hebben genomen. De Dusartstraat is er zo één.

Charles Dusart was een graag gezien man. Tijdens langeafsstandsmarsen had de kolonel de gewoonte halt te houden in een dorpsherberg. Hij dronk dan een glas met zijn mannen. Hij hield er van om te paard over Hasselts Groene Boulevard te rijden. Hij was de eerste Belgische hogere officier die sneuvelde tijdens de Eerste Wereldoorlog.

Hoeveel mensen in de Dusartstraat zouden dat weten?

In de Henriëtte Ronnerstraat wonen twee blinde kreeften. Altijd als ik er langs loop ga ik even kijken naar de bleekwitte wezens die door hun kleine wereld zweven. In de nabije Penseelstraat hangen de laatste gele bladeren aan de kale takken. De bladblazers die in de herfst de straten onveilig maakten staan bijna op stal. Op de hoek van de Eerste van der Helststraat en de Ceintuurbaan staat al dagen een la.

Ik loop mijn naam door de Pijp. Van de Ruysdaelkade bij de hoeren loop ik een M en daarna een O. Ik loop een N om het Sarphatipark, een I door de Eerste Sweelinckstraat en een kleine Q die eindigt in de van Woustraat. De U gaat via de Ceintuurbaan en de Hemonystraat over in de E die eindigt aan het begin van de Amstelbrug. Daarna dwars door het midden om in de Scheldestraat de rug van de B te lopen. Een E met een korte middenpoot die Pastelstraat heet en een S die zich van de Burgemeester Tellegenstraat naar de Jozef Israelskade slingert. De T voert langs de Carillonstraat en de E en de N door de Diamantbuurt. Ik eindig in de uiterste hoek waar de Jozef Israelskade en de Amsteldijk samenkomen.

Wat nu?

zondag 7 december 2008

Kauwgomwereld



woensdag 3 december 2008

Coöperatiehof

maandag 1 december 2008

Zoals het vandaag is

Lees hier de tekst.



De gouden deurmat


Carillonstraat

Over ruimte #3

“Volgens de joodse wet zijn joden verplicht om tijdens de sjabbat, een dag die duurt van vrijdag bij zonsondergang tot zaterdag na het verschijnen van de twee eerste sterren, absolute rust in acht te nemen en de problemen van de week naast zich neer te leggen om zich te wijden aan het Eeuwige. Het verbod op werk houdt onder meer in dat het dragen van voorwerpen tot buiten het eigen huis verboden is (sleutels, een boek, een tas, een kinderwagen die je voortduwt...). De Thora bepaalt echter dat dorpen of steden omringd door een van poorten voorziene vestingmuur worden beschouwd als een privédomein. In zulke dorpen of steden mag iedereen voorwerpen van het huis naar de straat en van de straat tot in huis dragen ... De stad wordt als het ware de woning. In onze moderne tijd zijn er nog maar weinig steden door muren omringd, met als gevolg dat vrome joden zich tot activiteiten binnenshuis zouden moeten beperken, ware het niet dat het is toegestaan om bij wijze van derogatie op de wet eroeviem aan te leggen, oftewel draden (of koorden) die een denkbeeldige muur vormen. In de meeste gevallen trekt men die ‘grenzen’ door palen op te richten en ze onderling te verbinden met dunne kabels van gegalvaniseerd staal. Zo wordt het gebied dat door de eroev is omheind tot een privé-ruimte, waarbinnen het is toegestaan om gedurende de sjabbat voorwerpen te vervoeren.
Volgens de Thora kan in elke door een eroev omheinde stad het publieke domein worden beschouwd als een privé-gebied.”

Uit “De Eroev” door Sophie Calle

dinsdag 25 november 2008

Monique in Tussenland

maandag 24 november 2008

Henriëtte Ronnerplein

zaterdag 22 november 2008

Bakkersverdriet € 2,45

Ik word naar binnen gelokt door een reclamebord. Bakkersverdriet € 2,45. Midden op de toonbank staat een kleine stapel misvormde cakes. Hij laat me een stukje proeven. Met mijn ogen dicht leg ik een hompje cake op mijn tong. Goddelijk, ik kan niet anders oordelen. Met mijn ogen open kijk ik naar het onooglijke baksel.

In Tussenland leren bakkers hun verdriet om te bakken in lelijke cakes die nog lekkerder smaken dan de mooie. Weemoedige handen die het deeg urenlang gekneed hebben. Een zilte bijsmaak die contrasteert met het zoetste zoet. Als je het eet springen de tranen je in de ogen. Van blijdschap natuurlijk, omdat zoiets lelijks zo lekker kan zijn. De cake absorbeert je eigen verdriet als een spons het water.

Ik koop een cake, koop onderweg een beker koffie, vestig me voor het raam in de Carillonstraat en glimlach naar de voorbijgangers. Vandaag is een dag om te kijken. Om te lezen. Om te denken. Ik open de krant. Ik denk aan dood en verderf. Aan uit het nest gevallen vogels, uitgemergelde hongerlijders, te vroeg gestorven kinderen, krottenwijken, zwerende wonden, maniakale machtswellustelingen, bloed, pus, tranen. De cake smelt op mijn tong. De buren zwaaien. Ik perforeer de krant tot zwart-witte confetti en strooi het uit over de vloer. Ik neem nog een hap cake en voel het geluk in mijn tenen zakken.

Op de terugweg naar huis ga ik nog even aan bij de bakker. Hij staat beteuterd achter de toonbank. De kleine berg is verdwenen. Ik ben geschokt. “Wanneer bakt u ze weer?” vraag ik zachter dan mijn bedoeling is. Hij haalt zijn schouders op. “Dat weet je nooit” zegt hij en zucht.

maandag 17 november 2008

De verkeerde vogel / Dodo’s dromen

De reiger stond te wachten voor de deur van Stichting Dodo. Misschien dacht hij dat hij met uitsterven bedreigd was. Of was hij gewoon eenzaam. Misschien dacht hij dat hij een dodo was. Misschien dacht hij niets.
Ik hield de deur voor hem open maar hij walgde van wat hij zag. Zelf stond ik ook niet te popelen om naar binnen te gaan. De dodo werd ook wel walgvogel genoemd. Maar ook dat zou wel toeval zijn.
Ik dacht aan het vingerkootje van de holenbeer in de etalage van Stenelux aan de Ruysdaelkade.
Ik dacht aan rokerige café’s.
Ik dacht aan Boudewijn Büch.
Ik dacht aan de laatste twee veteranen die ik op tv kransen zag leggen in Ieper.
Ik dacht aan de toch nog levende Wollemi Pine in de Hortus.
Ik probeerde niet aan dinosaurussen te denken.
Ik dacht aan Stichting Dodo, net als zijn boegbeeld nu ook uitgestorven, een pand achterlatend dat te vies is om een voet in te zetten.

Later ging ik naar huis en viel vermoeid in slaap. Ik droomde een dodo en probeerde hem bij het wakker worden vast te houden zodat ik hem los kon laten in de 1e van der Helststraat 21hs. Het mislukte. Ik was teleurgesteld. Zeker toen ik de volgende avond weer een dodo droomde. En hij ‘s ochtends wederom verdwenen was. En hetzelfde tafereel zich de derde avond herhaalde.

Gelukkig weet ik nu wat me te doen staat. 1e van der Helststraat 21 hs. Nog even en ze zijn er weer.

donderdag 13 november 2008

Govert Flinckstraat

woensdag 12 november 2008

Alles en iedereen

Kan je zien waar de Pijp begint en waar zij (zij? hij? het?) ophoudt? Als je niet weet waar de grenzen zijn? Je kan gokken. Maar kan je het ook voelen? Zien? Is er iets wezenlijk anders dan voor de Pijp of achter de Pijp?
Als ik naar België ga zie ik het altijd direct. Het is de kwaliteit van de wegen, de uitstraling van de huizen, een andere architectuur, andere kleuren, een andere energie, frietkotten, anders gekapte hoofden, van die dingen. Maar is het de grens die dat verschil bepaalt of zijn het die verschillen die de grens bepalen?
Grenzen zijn wonderlijke dingen, of eigenlijk zijn het geen dingen. Ze bestaan niet echt. Ze zijn bedacht. Benoemd. Een rivier die de grens bepaalt is in de eerste plaats opgebouwd uit water, stromend water. Dat zij ook grens wordt genoemd betekent niet een wezenlijke verandering voor de rivier.
Zijn er dingen die de Pijp wel heeft die andere stadsdelen niet hebben? Niet de prostituees, niet de markt, niet de brouwerij, niet het park, niet de Coffee Companies, niet de kleine groenten- en fruitwinkeltjes, niet het filmtheater, niet de statige huizen, niet de achterafhoekjes, niet de massas mensen, de talloze restaurants, de duiven, de honden, de graffiti, de speelpleintjes, de groenranden, de parkeerhavens, de rennende kinderen, de tandartsen, de ambachtslieden, de kerkgebouwen, de waterpartijen, de klanken, de geuren, de kleuren, de dromen van haar bewoners, de wensen van haar bezoekers, de daden van haar bestuurders.
Dat allemaal niet. Maar wel die prostituees en die markt en die brouwerij en dat park en die Coffie Companies en die kleine groenten- en fruitwinkeltjes en dat filmtheater en die huizen en die achterafhoekjes en die mensen en die restaurants en die duiven en die honden en die graffiti en die speelpleintjes en die groenranden en die parkeerhavens en die kinderen en die tandartsen en die ambachtslieden en die kerkgebouwen en die waterpartijen en die klanken en die geuren en die kleuren en die dromen en die wensen en die daden.

maandag 10 november 2008

De wereld in een notendop

Zonder dat er sprake was van enige opzet ontmoette ik dit weekeinde drie paar wereldreizigers. Op zaterdag zat ik aan de koffie met het eerste stel dat nog niet zo heel lang terug was van een wandeling naar Zwitserland. Vanuit hun huis in Nederland liepen ze naar hun andere huis dat een eindje onder het meer van Geneve ligt. Elke dag gemiddeld 20 kilometer met minimale bepakking, vijf dagen op, twee dagen af.
Het tweede stel, mijn schoonbroer en zijn vrouw, reisde in acht maanden in een camper van Arizona naar Alaska en weer terug. Met hen at ik een stukje chocoladetaart op zondag middag. Ze waren nog geen twee weken terug maar hadden het al weer over de volgende reis, wederom naar Amerika.
Op zondag avond at ik met twee vrienden uit Londen die een dag eerder in Amsterdam waren aangekomen. Ik had ze lange tijd niet gezien en had alleen een kort mailtje ontvangen dat ze twee dagen in Amsterdam zouden zijn. Bij het aperitief vertelden ze dat dit dag vier was van hun reis over land naar China van waaruit ze naar Japan zouden doorreizen. Zes maanden hadden ze er voor uitgetrokken. Vanaf Amsterdam ging de reis naar Hamburg en Berlijn, daarna Polen, Litouwen, Letland, Rusland, Mongolië, China, Japan.

Ik was vandaag voor het eerst van mijn leven in de Poggenbeekstraat.

Over ruimte #2

“Wie reist en de stad die hem wacht langs de weg die hij gaat niet kent, vraagt zich af hoe het koninklijk paleis eruit zal zien, de kazerne, de molen, het theater, de bazar. In iedere stad van het rijk zijn alle gebouwen verschillend en in een andere volgorde neergezet: maar zodra de vreemdeling in een onbekende stad aankomt en een blik werpt op die verzameling pagodes, dakkapellen en hooibergen, en de grillige lijn volgt van grachten tuinen vuilnishopen, onderscheidt hij meteen wat de paleizen van de vorsten zijn, wat de tempels van de grote priesters, de herberg, de gevangenis, de krottenwijk. Zo - zeggen sommigen - wordt de stelling bevestigd dat ieder mens in zijn hoofd een stad bij zich draagt die slechts bestaat uit verschillen, een stad zonder gestalten en zonder vorm, en de afzonderlijke steden vullen haar op.”

Italo Calvino in “De onzichtbare steden”

zondag 9 november 2008

Over ruimte #1

“De ruimte waarin we leven is niet continu, niet oneindig, niet homogeen, niet isotroop. Maar weten we precies waar de ruimte afbreekt, waar de ruimte kromtrekt, waar de ruimte zich ontkoppelt en waar de ruimte zich samenbalt? Dat er barsten, leemten, wrijvingspunten zijn dringt nog wel tot ons door; soms hebben we een vaag besef dat het ergens vastzit, dat het losbreekt of dat het botsts. We proberen er maar zelden meer over te weten te komen en meestal gaan we van de ene naar de andere plek, van de ene naar de andere ruimte zonder het verloop van de ruimte in aanmerking te nemen, in ons op te nemen, op ons te nemen. Het probleem is niet om de ruimte uit te vinden, en al helemaal niet om de ruimte opnieuw uit te vinden (er zijn tegenwoordig al genoeg mensen die menen te weten wat goed is voor onze leefomgeving ...), het probleem is om de ruimte te ondervragen of, nog simpeler, de ruimte te lezen. Want wat wij alledaagsheid noemen is niet vanzelfsprekend maar ondoorzichtig: een vorm van blindheid, een soort verdoving.”

Georges Perec in “Ruimten rondom”

zaterdag 8 november 2008

Dingen die me te doen staan

* Tellen hoeveel stappen ik nodig heb om om de Pijp heen te lopen
* Tellen hoeveel stappen ik nodig heb om van Oost naar West en van Noord naar Zuid te lopen
* Een dag lang alleen maar naar boven kijken
* Een vijver aanleggen in het pand op de Carillonstraat met inkt gekocht bij de Pennenman op de van Woustraat
* Elke dag schrijven met inkt uit mijn eigen vijver
* Woorden zoeken op straat
* De dingen zien die niemand ziet
* Het opvallende vermijden en het onooglijke koesteren
* De grachten om de Pijp vullen met koffie van de Coffee Company
* Het middelpunt bepalen
* Verdwalen
* Gouden bankjes voor toevallige voorbijgangers plaatsen bij de “Plekken Die Er Toe Doen Voor Iemand Die Goed Kijkt”
* Een doorzichtige jas maken bestaande uit vakken waar polaroids in gestopt kunnen worden, de straat opgaan, kijken, vastleggen en gezien worden
* Zichtbaar onzichtbaar zijn
* Ramen fotograferen en/of filmen (het Tussenland tussen mij en zij)
* Me afvragen op wiens voetstappen ik mijn voetstappen zet

vrijdag 7 november 2008

Sarphatipark

Bij de ingang van het Sarphatipark zat een wesp op het hek. Sinds ik drie jaar achter elkaar in verschillende landen bij dokters en eerste hulpposten ben beland na door een vliegend insekt gestoken te zijn heb ik het niet zo op wespen. Deze zag er echter tamelijk onschuldig uit en bovenal verkleumd en versuft. Medelijden met een wesp. Dat is me nog niet zo vaak overkomen. Ik duwde tegen het harige lijf om te controleren of hij nog leefde. Een wesp in November. Dat klinkt als de titel van een ingenieuze misdaadroman? Wespen sterven doorgaans aan het begin van de winter als het gaat vriezen, alleen de koninginnen, die aan het eind van de zomer geboren worden (de onbevruchte eitjes worden mannetjes, de bevruchte eitjes leveren de adellijke dames) kan in haar winterslaap probleemloos bevriezen en wordt in het voorjaar, nadat ze weer is opgewarmd, wakker om haar nest te bouwen. De natuur draait haar hand niet om voor een waar wonder.
De wesp bewoog niet. Ik wel. Het Sarphatipark wachtte. Terwijl ik mijn geheugen overhoop haalde liep ik over de smalle paden. Was ik hier wel eens geweest? Was het hier altijd zo mistig? Het leek alsof er rookmachines achter de bomen verborgen stonden. Een man met een sigaret in zijn mond leverde zijn eigen bescheiden bijdrage. Iedereen had hier een hond. Of een kinderwagen. Golden retrievers in de mist.
Ik stelde mijn videocamera op en wachtte op de dingen die zouden komen. Ik hoopte op het onmogelijke.

donderdag 6 november 2008

Expeditie 2

Stadhouderskade. Ik hoorde het mezelf zeggen. “Geen tijd, sorry”. Pas met terugwerkende kracht hoorde ik zijn woorden. “Mag ik u iets vragen? Het gaat over mensenrechten.” Geen tijd hebben voor de mensenrechten, dat is toch absurd. Omkeren?
Kort daarvoor nog liep ik nog met mijn hoofd in de wolken, nu voelde ik me een bedrieger, een lapzwans, een leugenaar, een westerse kapitalist. Ik keerde op mijn schreden terug. Luisterde naar het routineuze verhaal van de man, hoorde niets omdat ik gebiologeerd was door de plaatjes. Ik nam een acceptgirokaart mee. Die ligt nu in de vensterbank.

Vroeger was ik een wetenschapper. In stoffige archieven staarde ik net zo lang naar een pagina vol hanepoten totdat ik kon lezen wat er stond. Woorden die feiten vertegenwoordigden die weer tot interpretaties leidden. Ik dacht dat ik op zoek was naar de waarheid en toen ik er achter kwam dat die niet bestond zag ik de zin van het onderzoeken niet meer in.
Tegenwoordig noem ik mezelf kunstenaar. En omdat ik geloof in woorden ben ik het ook. Ik kijk, ik meet, ik weeg, ik registreer. Zoveel is er eigenlijk niet veranderd.

Ik loop door de Pijp. Opnieuw en opnieuw en opnieuw. Soms bekruipt me het gevoel dat ik verdwaald ben maar ik weet dat dat niet kan. Er is een straat waar de frisgeschilderde gele voordeuren de kleuren hebben van de bladeren die in grote hoeveelheden op de stoep liggen. Ik stel me voor hoe de bewoners in het voorjaar naar buiten komen met potten groene verf. In de 2e van der Helststraat woont een man die houten puzzels maakt. Ik heb bij hem aangebeld maar hij deed niet open. Ik wilde hem een boek geven, “Het leven een gebruiksaanwijzing” van George Perec. Ik weet nog hoe ik de hele nacht met open ogen in mijn bed lag nadat ik had gelezen over de man wiens missie onlosmakelijk met houten handgemaakte puzzels verbonden was. Een onvoorstelbaar boek.

Ik was weer bij de pennenman. Hij gaf me een schouderklopje.

dinsdag 4 november 2008

Quellijnstraat

zaterdag 1 november 2008

Sarphati mist

Dit

Het was de derde keer dat ik voor de deur stond. De winkel had geen naam. De man die in zijn nette pak midden in de winkel op een stoel zat sliep. Het was de derde keer dat ik de man slapend aantrof. Ik aarzelde.
De eerste keer dat ik hem zo zag had ik al mijn projectplannen in de prullenbak geschoven en mijn hele budget in gedachten uitgegeven aan vulpennen en papier en inkt. Niet in één keer, dat zou zinloos zijn. Elke dag opnieuw zou ik deze winkel binnenstappen, de bescheiden bel zou de onberispelijke man wekken en hij zou opstaan van zijn stoel en ik zou een pen aanwijzen of vragen om een potje inkt of een stapeltje papier. Elke dag zou ik om een bon vragen en hij zou een stuk papier pakken en met zijn eigen pen een factuur uitschrijven en elke dag opnieuw zou hij me vertellen dat het papier zonder briefhoofd of stempel maar met zijn sierlijke krullen zonder problemen door de Belastingdienst geaccepteerd zou worden. De rest van de dag zou ik schrijven met de pen, schrijven totdat de inkt op was en het papier vol, schrijven totdat er weer een nieuwe dag was aangebroken en ik een nieuw potje inkt moest kopen en een andere pen zou aanwijzen omdat de nieuwe dag om nieuwe gedachten vroeg en een ander instrument om ze op te schrijven.
Maar die eerste keer durfde ik hem niet te wekken.
De tweede keer dat ik langs de winkel liep zag ik hem weer zitten op zijn stoel. Hij sliep als een baby. Ik aarzelde. Ik zocht een pen uit in de etalage. Ik keek naar hem en mijn medelijden van de vorige keer sloeg om in onzekerheid. De vorige keer zag ik mezelf op die stoel, mijn dagen slijtend in een halfslaap, wachtend op ...... een klant? het einde van de dag? het einde van mijn leven? Deze keer zag ik deze oude man in zijn pak zittend op zijn stoel zonder toekomst of verleden. Een man en zijn pennen en alle tijd van de wereld. Ik liet hem alleen met of zonder dromen.
De derde keer opende ik de deur. De bel klingelde. De man stond op en ik wees mijn pen aan. Ik kocht een potje inkt en een stapeltje papier. Ik vroeg om een bon en hij pakte zijn eigen pen uit zijn binnenzak om een factuur uit te schrijven. Hij zei dat hij de Btw op de bon had geschreven en het zonder problemen door de Belastingdienst geaccepteerd zou worden. Eigenlijk wilde ik vragen of ik zijn pen kon kopen maar dat durfde ik nog niet. Ik ging naar huis en schreef.

woensdag 29 oktober 2008

Raamwas

Asschergebouw

maandag 27 oktober 2008

Expeditie 1

Het mag eigenlijk geen naam hebben. Nog geen twee uur kostte het me om de Pijp te omcirkelen. Ik liet geen noemenswaardige sporen achter en nam niets tastbaars mee. Robert Scott zou me uitgelachen hebben. De enige ontberingen bestonden uit een plotselinge regenbui en groepjes opgefokte pubers die net pauze hadden.
Het leek me logisch om eerst de buitenste grenzen te verkennen. Rechtdoor totdat het water je dwingt af te slaan. Rechtdoor totdat het water je dwingt af te slaan. Rechtdoor totdat het water je dwingt af te slaan. Rechtdoor totdat het water je dwingt af te slaan. Een vierkant in het midden van Amsterdam, een polder die een buurt werd met de naam YY (Amsterdam was verdeeld in 50 buurten die met letters werden aangeduid) met een park waarin het oude polderpeil nog zichtbaar is.
De mobiele groenteman begroette zijn eerste klant, een dame van een jaar of zeventig die vandaag alleen maar sla kwam kopen “want ik heb geen gas en geen koelkast”. Ik schuifelde wat heen en weer achter de wagen om de rest van hun gesprek te volgen maar er werden verder geen woorden aan verspild.
De bootjes zij aan zij in de gracht. Ik kon me levendig voorstellen hoe dat was gegaan. Een nieuwe woning aan het water. Lange weekenden met tijd voor vanalles en hang naar avontuur. “Zullen we een bootje kopen?” En vervolgens een hele zomer lang te pas en te onpas met vrienden door de grachten varen. De eerste winter nog keurig een zeiltje over de boot, de eerste lente met lange tanden wat achterstallig onderhoud, in de zomer nog af en toe een tochtje en daarna net als al die andere bootjes voor altijd vergeten in de gracht. Een roemloze oude dag.
Het wonderlijkste wat ik zag? Misschien wel de versteende drol van een schildpad. €3,50 bij Stenelux aan de Ruysdaelkade. Ze verkopen ook vingerkootjes van Slowaakse holenberen.

vrijdag 24 oktober 2008

Amsteldijk

zondag 19 oktober 2008

Tussen ergens en nergens

dinsdag 14 oktober 2008

Ongedefinieerd

Grensgebieden, niemandsland, het uur van de wolf, schemering, schaduwgebied, dromen, de dingen die gebeuren op het moment dat je met je ogen knippert, negatieve ruimte, weerspiegelingen.
Ver van de Pijp (ik ben nog steeds in Afrika) denk ik na over Tussenland. Op dit moment is het alles wat zich tussen mij en Amsterdam bevindt. Duizenden kilometers zand, water, bomen, mensen, wegen, lucht. Tussenland is geen plek. Het is de ruimte tussen twee dingen. Die twee dingen zijn benoembaar maar ook inwisselbaar voor andere dingen. Tussenland is alles tussen de Karoo in Afrika en de Pijp in Amsterdam. Tussenland is alles tussen nu en 31 december 2008. Tussenland is wat er te gebeuren staat tussen 8 kunstenaars en een grote groep stadsbewonders. Tussenland is alles vanaf de letter “t” tot en met de letter “d”. Tussenland is het gebied tussen mijn hersenen dat via mijn vingers en het toetsenbord van mijn computer loopt tot deze tekst op het internet. Tussenland is alles en niets, algemeen en specifiek. Een verzinsel. Een realiteit. Een rookgordijn.

Een grens vormt de scheidingslijn tussen twee landen of andere (meestal bestuurlijke) eenheden. Algemeen onderscheidt men:
* natuurlijke grenzen, waar een landschapselement zoals de zee, een rivier of gebergte als grens dient.
* kunstmatige grenzen, die in het algemeen in verdragen zijn vastgelegd.
* administratieve grenzen, de grenzen tussen andere bestuurlijke eenheden dan staten, zoals bijvoorbeeld tussen deelstaten, provincies of gemeentes.
* taalgrenzen, de grenzen tussen verschillende taalgebieden.
Kritiek op de term natuurlijke grenzen luidt dat alle grenzen kunstmatig zijn.

Een niemandsland of neutrale zone is een grensgebied dat aan niemand toebehoort. In oorlogstijd wordt het gebied tussen de frontlinies van twee vijandelijke legers ook wel aangeduid als niemandsland. In het algemeen zou je een gebied waar nooit iemand komt Niemandsland kunnen noemen.

Het Uur van de Wolf is het moment waarop de nacht in de ochtendschemer overgaat, het tijdstip waarop de grens tussen waan en werkelijkheid vervaagt en langzaam oplost. Een moment, waarop van alles mogelijk is

Schemering is een toestand waarbij de overgang van licht naar donker plaats vindt. Dit gebeurt zowel bij dageraad (ochtendgloren) als bij zonsondergang (valavond). Tijdens de schemering is de hemel verlicht, maar de zon bevindt zich dan nog onder de horizon. Er zijn verschillende gradaties van schemering:
* de burgerlijke schemering als het middelpunt van de zon minder dan 6° onder de horizon staat.
* de nautische schemering als het middelpunt van de zon 6° tot 12° onder de horizon staat.
* de astronomische schemering als het middelpunt van de zon 12° tot 18° onder de horizon staat

Een droom is wat iemand denkt te zien en te horen terwijl hij slaapt. Dromen komen vooral voor tijdens de REM-slaap.
Tijdens een lucide droom is de dromer zich bewust van het feit dat hij droomt.
Wat een droom is en waar het precies voor dient is niet bekend, al zijn er wel vermoedens. Zo is gebleken dat men vaak droomt over dingen die men overdag heeft meegemaakt. Dit wordt de dagrest genoemd. Dromen zouden helpen de gebeurtenissen te verwerken.
In het verleden zag men dromen als boodschappen van de goden en kende men er een voorspellende functie aan toe. Om de verschillende droomsymbolen te analyseren, waren er droomduiders en droomboeken. Het is ook mogelijk om in kleur te dromen.

De ruimte is één van de weinig fundamentele grootheden in fysica. Dat betekent dat ruimte niet gedefinieerd kan worden via andere grootheden, omdat er niets fundamenteler bekend is. Ruimte wordt daarom, net als de definitie van andere fundamentele grootheden (zoals tijd en massa), bepaald door meting.
Het standaard ruimte-interval, de meter, is sinds 1983 gedefinieerd als de afstand die licht in 1/299.792.458 seconde in vacuüm aflegt.
Deze definitie, die aan huidige definitie van tijd wordt gekoppeld, maakt onze plaats-tijd ruimte een Minkowskiruimte en maakt de speciale relativiteitstheorie juist per definitie.
In de klassieke natuurkunde wordt de ruimte opgevat als een driedimensionale Euclidische ruimte waarin elke positie kan worden beschreven door drie coördinaten. De relativistische natuurkunde houdt zich meer bezig met ruimtetijd die wordt gemodelleerd als een vierdimensionale topologische ruimte

In de astronomie wordt de term ruimte vaak gebruikt om delen van het heelal buiten de Aarde of het zonnestelsel aan te geven, of meer algemeen de relatief "lege" delen van het heelal. De ruimte bevat geen zuurstof. Wel bevat zij (relatief weinig) atomen van gassen en stofdeeltjes. Ook kunnen er objecten doorheen bewegen, zoals meteoroïden en kometen. Termen als ruimtevaart en ruimtesonde verwijzen ook naar dit gebruik van de term ruimte.

In de wiskunde is een ruimte een verzameling met een toegevoegde structuur.

Een rookgordijn wordt voornamelijk gebruikt bij militaire doeleinden en bestaat uit een soort dikke, grijze mist. Deze rookgordijnen worden veroorzaakt door rookbommen en/of rookgranaten om bijvoorbeeld een verrassingsaanval op te zetten of om een gebied te kunnen verdedigen

vrijdag 10 oktober 2008

Tussentijd

In de Tussentijd ben ik aan de andere kant van de aardbol. Torren zo groot als je handpalm, leeg land zo ver je kunt kijken. Mijn zus is net getrouwd op een strand niet ver van Kaapstad. Daarom ben ik hier en niet in Amsterdam.
De herfst is lente geworden. De Pijp ligt in een andere wereld. Van alle dieren hier kijk ik het liefst naar de langzaamste. De reuzenschildpadden kijken ongestoord terug. De neushoorns verbergen zich verlegen achter de bomen. Hier liep de Homo Erectus. De handige Habilis bekommerde zich nog niet om de vormgeving van zijn gereedschap. Dit is de bakermat van de mensheid. Ik voel me klein hier.
Op de heenweg vlogen we over de Sahara. Ik dacht aan de mannen met bladblazers in het Sarphatipark die de paden vrij houden van natuurlijke en andersoortige producten. In Nederland is de natuur maakbaar, beheersbaar, overzichtelijk. De mens is oppermachtig. Misschien zijn we daarom zo’n arrogant volk.
Ik probeer een link te vinden met Tussenland. Maar misschien ben ik die link. Ik beweeg me tussen de Pijp en de Karoo. Ik sjouw mijn herinneringen van de ene plek naar de andere. Straks ben ik weer terug en kijk met andere ogen naar de mensen en straten en winkels en pleinen.

donderdag 2 oktober 2008

Fantoomhaar

Op de grens tussen dag en nacht begeef ik mij in dit nieuwe gebied. Het ligt donker voor me, ik waan me in mijn slaap. Vandaag was een donderdag. De maand oktober is nog jong en ik heb korter haar dan gisteren.
Gisteren liep ik door de Pijp en kreeg het gevoel dat ik iets moest achterlaten. Een klein gebaar, niets anders. Maar meer dan loze voetstappen had ik niet bij me. Geen handschoenen, kleine muntjes, oude boodschappenbriefjes. Alles lag in het Oosten, aan de ander kant van de Amstel waar de stad anders ademt dan in het Zuiden. Ik was het water te voet overgestoken met alleen een paar sleutels en een briefje van twintig in m’n broekzak.
Ik was niet echt ergens naar op weg. Misschien een kopje koffie. Een klein rondje door het Sarphatipark. Even kijken bij de Raamgalerie. En toen zag ik de kapper.
De kapper had een muts op. Ik wist niet waarom. Ik dacht dat hij misschien kanker had maar hij had alleen een “bad hair day”. Ik hoopte dat het niet besmettelijk was.
Hij knipte in een rap tempo. Niet te veel, niet te weinig. Na afloop veegde hij mijn haren op. Hij deed ze in een zakje zoals ik gevraagd had. Het was minder dan ik dacht.
Ik liep terug over de Ceintuurbaan. Het waaide nauwelijks. Mijn haar verspreidde zich over de straat. Toen ik bij het niemandsland van de Amstelbrug aankwam was het zakje leeg.
Later zat ik voor het raam van mijn atelier en streek gedachteloos door mijn haar. Elke keer belandde mijn hand onverwachts in een kale nek. Fantoomhaar.

woensdag 1 oktober 2008

Tussenland